Commentaar Vrouwenpartij: de Vrouwenpartij is voor het drastisch verlagen van subsidies voor de landbouw en het uitkopen van veeteelt boeren om de veestapel in eerste instantie op korte termijn te halveren.
Tegenstanders van bovenstaand beleid hanteren een viertal mythen die in een artikel van de Correspondent ontkracht worden.
Samengevat:
Mythe 1: onze landbouw zorgt voor voedselzekerheid!
Maar hoe kan dat een argument zijn als 80% van de landbouwproducten uit het buitenland komt? Hoe onafhankelijk zijn we dan?
Mythe 2: wij voeden de wereld!
Maar als ⅓ van onze ‘productie’ uit het buitenland komt, wie voedt wie dan?
Horen bloemen erbij als voedsel?
Hoort de ⅔ van onze productie die als voedselvoorziening voor ons vee dient, ook tot het voeden van de wereld?
Alles bij elkaar opgeteld en afgetrokken zijn we eerder meer consument dan producent!
Mythe 3: de boeren zijn een pijler van onze economie!
Een pijler bij 1,4% van het Bruto Nationaal Product (BNP)? De cultuursector is 2,5 maal zo groot en krijgt de helft zoveel subsidie.
Mythe 4: wij steunen de boeren!
Maar sinds 1950 is het aantal arbeidsplaatsen gedaald met ⅔ en het aantal boerenbedrijven gedaald met 85%, door onze steun?
Dit artikel is ook een mooi voorbeeld van ‘de tijd dat de leugen regeert’ voorbij is.
Alle politieke leugens komen boven tafel en dit proces of deze beweging is niet meer te stoppen. De toekomst is aan waarheid, aan eerlijkheid, aan medemenselijkheid, de menselijke maat en aan ons hoogste goed: vrijheid en eigen keuze en verantwoordelijkheid.
De politiek moet de burger serieus gaan nemen en betutteling verbieden.
Het idee dat we de maatschappij moeten inrichten naar de 5% die fout is, moet plaats maken voor de 95% die goed is of op zijn minst neutraal. Wij moeten ons geheel richten op die 95%.
Het is de koerswijziging die nodig is om de huidige cultuur van angst en wantrouwen te kantelen naar vrijheid, vertrouwen en verantwoordelijkheid.
Landbouw is niet belangrijk voor de Nederlandse economie (en nog 3 mythes erover ontkracht)
Bron: de Correspondent
15 maart 2021
Thomas Oudman
Spring je in Nederland op een willekeurige plek met een parachute uit een vliegtuig, en je omzeilt het water, dan heb je twee derde kans op een zachte landing in een weiland of een akker.
Landbouw legt met 66 procent van alle grond een enorm ruimtebeslag op Nederland. Die landbouw moet dus wel een enorm belang hebben, zou je denken.
En dat is ook zo, als je de verkiezingsprogramma’s van regeringspartijen VVD en CDA erop naslaat. Het is ook zo als je het vraagt aan boerenorganisatie LTO Nederland – die wil zelfs nog meer landbouwgrond, desnoods in zee. Maar de allergrootste pleitbezorgers van de intensieve landbouw zijn misschien wel de grote bedrijven in de voedselindustrie, zoals levensmiddelenfabrikant Unilever, zadenbedrijf Syngenta, kunstmestproducent Yara, zuivelonderneming FrieslandCampina en grootgrutter Ahold Delhaize – allemaal multinationals met ieder een omzet van minstens tien miljard euro per jaar. Voor de winsten van deze concerns is de huidige landbouwindustrie van essentieel belang.
Dat deze grote bedrijven belang hebben bij een maximale Nederlandse landbouwproductie is duidelijk: het is hun verdienmodel. Maar dit is niet het argument dat de regering en deze bedrijven opvoeren om het belang ervan te onderstrepen. Zij gebruiken voortdurend vier andere argumenten, die veel meer tot de verbeelding spreken. En die argumenten hebben nog iets anders gemeen: er is zo veel op af te dingen dat er weinig van overblijft.